Sniffer campagne - CompMon

Bij de verbranding van zwavelhoudende brandstoffen van schepen ontstaan zwaveldioxiden (SO2). Deze uitstoot van zwaveldioxide kan negatieve gevolgen hebben op zowel de gezondheid van de mens als op het milieu. De impact van deze luchtverontreiniging door schepen op de Noordzee beperkt zich niet enkel tot de kustgebieden maar kan zich ver landinwaarts verspreiden. Om deze reden introduceerde de International Maritime Organisation strengere normen voor het zwavelgehalte in brandstoffen gebruikt door schepen in bepaalde zeegebieden. Deze nieuwe normen, vervat in Bijlage VI van het MARPOL 73/78 Verdrag, en Europees geimplementeerd met de Zwavelrichtlijn 2012/33/EU, is van kracht sinds 1 januari 2015. Concreet verlaagt de nieuwe regelgeving het maximale zwavelgehalte in brandstof voor schepen van 1% tot 0,1% in de zogenaamde “Sulphur Emission Control Areas” of SECA-gebieden, waarvan de Noordzee en de Baltische Zee deel uitmaken.

Sniffer

De SO2-uitstoot door de maritieme scheepvaart kan zowel vanop land als vanuit de lucht gecontroleerd worden. De controle vanop land bestaat uit enerzijds controles aan boord van schepen in havens door de scheepvaartinspectiediensten en anderzijds door gebruik te maken van vaste of mobiele “sniffer-sensoren” die geplaatst worden in een haven, langs een kustlijn of estuarium, of op een eiland of brug in de onmiddellijke nabijheid van een vaarroute. Deze landgebonden sensoren kunnen de uitlaatgassen van passerende schepen controleren, maar zijn beperkt in reikwijdte. Schepen die door de Belgische wateren varen maar geen Belgische haven als bestemming hebben, kunnen enkel op zee gecontroleerd worden vanuit de lucht. Dergelijke sensoren kunnen in enkele seconden een analyse maken van de SO2-inhoud van de gebruikte brandstof. Schepen die op zee worden gespot met verdachte zwavelwaarden in hun rookpluim kunnen zo prioritair in aanmerking komen voor een grondige controle in de volgende Europese aanloophaven.

CompMon

Om het toezicht op deze nieuwe regel te kunnen versterken, is de Wetenschappelijke dienst BMM in 2014, samen met andere bevoegde maritieme overheidsdiensten van de Noordzee- en Oostzeekuststaten, toegetreden tot het CompMon-netwerk (Compliance Monitoring). In 2015 startte het CompMon-netwerk met een project van het Europese financieringsprogramma, Connecting Europe Facility (CEF): "Compliance Monitoring pilot for Marpol Annex VI (CompMon)". In België is de BMM samen met FOD Mobiliteit partner van dit CEF-project, en zullen de operatoren in de periode 2015-2016 in totaal 150 vlieguren controle boven zee uitvoeren met een sniffer aan boord ons toestel.

Een eerste succesvolle testcampagne werd in oktober 2015 uitgevoerd met een sniffer prototype ontwikkeld door de Zweedse Chalmers Universiteit. Gedurende 17 vlieguren boven zee, werden 150 verschillende schepen boven de Belgische zeegebieden en in de gedeelde verantwoordelijkheidszone van het Bonn Akkoord gecontroleerd. Meerdere schepen met verdachte zwaveluitstootwaarden werden voor verdere opvolging aan de Belgische haveninspectiediensten gerapporteerd.

Vervolgens kocht de BMM in 2016 een nieuwe, eigen sniffer sensor aan, met co-financiering van de EU in het kader van dit CompMon-project. De levering en installatie van de sniffer gebeurt in de zomer van 2016. In het najaar van 2016 zal de BMM nog ca. 125 vlieguren besteden aan het toezicht op de zwaveluitstoot door schepen in en nabij de Belgische zeegebieden. Tijdens het CompMon-project zullen zo ca. 1000-1500 schepen vanuit de lucht gemonitored worden op hun zwaveluitstoot.

sniffer screenshot

Co-financed by the EU