Opdrachten luchttoezicht
BMM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het nationale programma voor luchttoezicht boven de Noordzee. Het gebruikt hiervoor een vliegtuig van het type Britten Norman Islander dat uitgerust is met wetenschappelijke sensoren voor het opsporen van mariene pollutie, en werkt samen met Defensie die de piloten aanlevert. Sinds 1990 levert dit programma belangrijke resultaten op. De focus ligt hierbij op de kerntaken: toezicht op illegale en accidentele zeeverontreiniging en monitoring van het mariene milieu. Op gebied van monitoring van de zwaveluitstoot door schepen vervult België momenteel zelfs een internationale trekkersrol. Het vliegtuig neemt daarnaast ook deel aan het internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in de Noordzee. Verder voert het team enkele belangrijke wetenschappelijke monitoringstaken uit waaronder zeezoogdieren tellingen, en voert het een regelmatig toezicht uit op diverse milieu-vergunde menselijke activiteiten, en op visserij-activiteiten in opdracht van de Vlaamse Dienst Zeevisserij. Zo levert het een belangrijke bijdrage aan het duurzaam beheer van de Belgische zeegebieden. Het vliegtuig vervult tot slot ook een ruimere maritieme toezichtsrol in ondersteuning van andere bevoegde overheidsdiensten in kader van de Belgische Kustwacht.
-
Operationele zeeverontreiniging door schepen (MARPOL Annex I, II en V)
-
Scheepvaartongevallen en (risico op) accidentele zeeverontreiniging
Historiek
Het nationale programma van luchttoezicht boven de Noordzee werd in 1990 opgestart door de toenmalige Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), in samenwerking met het Ministerie van Defensie. De BMM rustte een militair verkenningsvliegtuig van het type Britten Norman Islander uit voor wetenschappelijke opdrachten, terwijl Defensie het toestel en de piloten leverde. Hoewel het vliegtuig in 2005 werd overgedragen van Defensie naar het beleidsdomein Wetenschapsbeleid, blijft Defensie nog steeds de piloten aanleveren en kan de efficiënte samenwerking Wetenschapsbeleid-Defensie worden behouden. De speciaal voor milieutoezicht ingebouwde instrumentatie werd in 2012 volledig gemoderniseerd.
In 2017 onderging het vliegtuig een volledige heropmaak. Het ontwerp met nieuwe kleuren, geïnspireerd op het logo van de Belgische kustwacht, benadrukt het huidige kustwachtkarakter van de vele opdrachten van het toezichtsvliegtuig. Het luchttoezicht boven de Noordzee vormt al vele jaren een belangrijke operationele pijler ter ondersteuning van het milieubeleid op de Noordzee. Maar hoewel toezicht op het naleven van de milieuregelgeving de hoofdopdracht van het luchttoezicht betreft, dient het programma ook een ruimer operationeel kader ten dienste van andere kustwachtpartners.
Zo situeert de bijdrage van het kustwachtvliegtuig zich op drie terreinen:
- Handhaving
- Noodinterventies
- Wetenschappelijke monitoring op zee
Operationele zeeverontreiniging (Marpol Annex I, II & V)
Sinds het begin van het toezichtprogramma in 1990 vormt het opsporen van zeeverontreiniging vanuit de lucht de hoofdopdracht van het vliegtuig. De internationale lozingsstandaarden zoals vervat in het MARPOL 73/78 Verdrag gelden daarbij als de te respecteren regelgeving. Operationele verontreinigingen door olie (Marpol Annex I) of andere schadelijke vloeistoffen (Marpol Annex II), die voor onze kust bijna uitsluitend afkomstig zijn van schepen, worden opgespoord met specifieke sensoren, zoals SLAR en IR-sensoren, aan boord van het toezichtvliegtuig. De pollutiecontrolevluchten vinden het ganse jaar plaats, zowel ’s nachts als overdag en zowel in de week als in het weekend.
België staat hierin niet alleen: de pollutiecontrolevluchten werden opgestart in het kader van het Bonn Akkoord, waarbij alle Noordzeelanden zich ertoe hebben verbonden regelmatig luchttoezicht boven hun wateren uit te voeren ter handhaving van internationale lozingsnormen voor schepen. De regelmatige aanwezigheid van speciaal met sensoren uitgeruste toezichtvliegtuigen boven zee heeft een belangrijk ontradend effect op potentiële vervuilers. En hoewel de kans om een vervuiler op heterdaad te betrappen op zee eerder klein blijft, riskeert een van inbreuk verdacht schip zware boetes in de orde van enkele honderdduizenden tot meer dan een miljoen euro.
Het lage aantal vaststellingen van operationele olielozingen door schepen in recente jaren lijkt misschien te illustreren dat deze problematiek tegenwoordig onder controle is, maar recente gevallen blijven echter aantonen dat illegale olielozingen nog steeds plaatsvinden voor onze kust. Het uitvoeren van een regelmatig toezicht vanuit de lucht op MARPOL Annex I inbreuken blijft dus nodig ter verdere ontrading, en om hardnekkige overtreders of slecht onderhouden schepen op te sporen.
Scheepslozingen van andere schadelijke vloeistoffen (zgn. Noxious Liquid Substances) worden helaas nog geregeld vastgesteld voor onze kust. Sommige van deze lozingen vormen een inbreuk op de MARPOL Annex II lozingsstandaarden. Andere zijn wettelijk toegestaan, maar kunnen desondanks soms een negatieve impact hebben, zoals onder meer aangetoond door de frekwente aanspoelingen van paraffineresten op de Belgische stranden – wat recent leidde tot het formuleren van strengere lozingsnormen voor dergelijke stoffen. Dit toont aan dat het toezicht vanuit de lucht op lozingen van andere schadelijke stoffen dan olie eveneens noodzakelijk blijft.
Het vliegtuig wordt sinds enkele jaren ook steeds vaker ingezet ter verificatie van satellietdetecties van vermoedelijke olievervuilingen in onze zeegebieden, die aan België worden gerapporteerd via de dienst “CleanSeaNet” van het Europese Agentschap voor de Veiligheid van de Scheepvaart (EMSA). Voor dit satelliettoezicht wordt bovendien een gelijkaardige radartechnologie gebruikt (SAR of Synthetic Aperture Radar) zoals aan boord van het vliegtuig (uitgerust met Side Looking Airborne Radar – SLAR). Gerapporteerde satellietdetecties worden dan ook systematisch geëvalueerd door getrainde BMM-agenten.
Marpol Annex V beschrijft de lozingsvoorwaarden ter voorkoming van vervuiling door (vast) afval afkomstig van schepen, waaronder vuilnis, plastics, netten en vaste ladingsresten. Het toezichtsvliegtuig ziet ook toe op de naleving op het terrein van deze erg strenge internationale normen voor scheepsafval die op de Noordzee gelden. Met uitzondering voor voedselresten en bijvangst uit de visserij, bestaat er immers een nagenoeg algemeen lozingsverbod voor scheepsafval in speciaal beschermde gebieden zoals de Noordzee.
Luchtverontreiniging door schepen (MARPOL Annex VI)
Op 1 januari 2015 trad in de Europese Sulphur Emission Control Area (SECA), welke de Noordzee en de Baltische zee omvat, de gewijzigde IMO Marpol Annex VI regelgeving met betrekking tot de invoering van strengere beperkingen betreffende het maximum toelaatbaar zwavelgehalte in scheepsbrandstof in werking. Binnen de Europese Unie werden deze verstrengde zwavelnormen geratificeerd door de zwavelrichtlijn 1999/32/EC van 26 april 1999, in het bijzonder werd de zwavelnorm voor scheepsbrandstof op 1 januari 2015 verlaagd van 1% naar 0,1% in de SECA.
Om te beantwoorden aan de handhaving van de Marpol Annex VI regelgeving trad de BMM toe tot het CompMon (Compliance Monitoring) netwerk. Het CompMon netwerk bestaat uit onder meer partners actief op het vlak van marine vervuiling, maritiem transport, mobiliteit, grensbewaking, kustwacht, scheepvaartinspectie, luchtvervuiling, meteorologie en teledetectie. Binnen dit netwerk konden de partners hun ervaringen en vragen delen betreffende de monitoring en handhaving van de Marpol Annex VI regelgeving. De BMM heeft in kader van dit project een specifiek sniffer sensor systeem aangekocht en geïnstalleerd voor het uitvoeren van Marpol Annex VI monitoring boven zee. Dit sniffer sensor systeem laat toe om in vlucht metingen uit te voeren van de SO2 en CO2 emissies van schepen. De uitlaatpluimen van schepen worden bemonsterd door middel van een sonde gemonteerd aan de buitenzijde van het vliegtuig. Daarnaast heeft de BMM een “Best practice” opgesteld voor het organiseren van luchttoezicht voor Marpol Annex VI monitoring.
Momenteel zijn deze zwavelmonitoringsvluchten een van de speerpunten van de werking van de BMM. De inperking van de zwaveluitstoot (of SOx) door schepen betreft immers een Europese topprioriteit, voor diverse belangrijke volksgezondheids- en milieuredenen (fijn stof, zure regen en verzuring van oceanen, enz.). Op volgende webpagina worden de zwavelmonitoringsvluchten in detail toegelicht.
Scheepsongevallen en (risico op) Accidentele zeeverontreiniging
Een cruciale dubbele rol is weggelegd voor het observatievliegtuig wanneer een ongeval op zee plaatsvindt en waarbij olie of andere schadelijke stoffen in zee accidenteel (kunnen) vrijkomen:
- Monitoring van een accidentele pollutie vanuit de lucht
- Het leveren van luchtsteun aan bestrijdingseenheden
Bij een ongeval op zee staat het observatievliegtuig in voor de monitoring van het incident vanuit de lucht, en is het in staat een snelle evaluatie te maken van de omvang van een accidentele zeeverontreiniging, de dreiging die ervan uitgaat voor het mariene milieu en de kustzone, en de bestrijdbaarheid ervan. Van zodra het observatievliegtuig een inschatting van de verontreiniging op zee heeft uitgevoerd, wordt de Kustwachtcentrale verwittigd die de bevoegde diensten, of een geactiveerd crisiscomité aan wal, in bijna reële tijd op de hoogte brengt. De informatie afkomstig van de luchtmonitoring dient ook als input in mathematische modellen die snel de drift van een vlek berekenen in de nabije toekomst (1-5 dagen). De combinatie van luchttoezicht en modelsimulaties laat een snelle beeldvorming en efficiënte evaluatie van een accidentele verontreiniging toe, en dient als basis voor het bepalen van de schaal van de bestrijdingsoperaties.
Daarnaast staat het vliegtuig ook ter beschikking van de bestrijdingsvaartuigen op zee: zonder luchtsteun is het voor deze schepen zo goed als onmogelijk om een accidentele olieverontreiniging te overzien en slagen ze er (met uitzondering van de bestrijding aan de bron) meestal niet in om de op zee afdrijvende, bestrijdbare dikkere delen van een olievlek snel te vinden en op te ruimen.
Deze dubbele dienstverlening bij een noodsituatie op zee, zoals recent nog werd uitgevoerd tijdens het Flinterstar-incident in 2015-2016, wordt erg gewaardeerd door de verschillende autoriteiten die instaan voor het beheer van scheepvaartongevallen, in het bijzonder in het kader van het Algemeen Nood- en Interventieplan voor de Noordzee (ANIP Noordzee).
In geval van grootschalige, grensoverschrijdende accidentele verontreinigingen op de Noordzee kan luchttoezicht ook deel uitmaken van internationale bijstandsaanvragen en samenwerking tussen Noordzeelanden in het kader van het Bonn Akkoord.
Om de paraatheid in geval van noodgevallen op zee op peil te houden, neemt het vliegtuig jaarlijks deel aan één of meerdere nationale en internationale pollutiebestrijdingsoefeningen. Tijdens dergelijke oefeningen of Pollution Exercises (POLEX’en) voert het vliegtuig een evaluatie uit van een experimentele vlek (meestal een oliesimulant) en traint het op de begeleiding van varende bestrijdingseenheden van België, de buurlanden, andere Noordzeelanden en/of de EU.
Internationale opdrachten
Hoewel het observatievliegtuig hoofdzakelijk toezicht uitoefent boven de Belgische zeegebieden en de ons omringende wateren, neemt het ook jaarlijks deel aan internationale toezichtoperaties in het kader van het Bonn Akkoord. Zo werken de Noordzeelanden geregeld samen om gedurende meerdere dagen een welbepaald druk bevaren zeegebied intensief vanuit de lucht te controleren op illegale lozingen tijdens de zogenaamde CEPCO-operaties (Coordinated Extended Pollution Control Operation). Een ander typisch voorbeeld van internationale samenwerking op vlak van luchttoezicht boven zee is de jaarlijkse "Tour d’Horizon"-operatie waarbij de boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee door elk land op zijn beurt worden gecontroleerd, ook door België. Zo draagt België samen met de Noordzeelanden bij aan de monitoring en handhaving van zeeverontreiniging afkomstig van de offshore industrie.
Marien milieubeheer
In het kader van de bescherming van het mariene milieu en het duurzaam beheer van de Belgische zeegebieden houdt het vliegtuig ook toezicht op tal van vergunningplichtige menselijke activiteiten: toezicht boven de windmolenparken op zee, opvolging van bouw- en exploitatie-activiteiten, controle op naleving van milieuvergunningsvoorwaarden, toezicht op aquacultuuractiviteiten, experimentele of andere speciale visserijzones, enz..
Het vliegtuig wordt ook ingezet voor toezicht op de zand- en grindwinning op zee. De exploitatievergunningen voor zand en grind afkomstig van de Belgische zeegebieden worden aan private ondernemingen toegekend door de FOD Economie. Elk vergund ontginningsvaartuig is uitgerust met een ‘blackbox’-systeem dat automatisch datum, tijd, positie, snelheid, status van de pompen enz. registreert. De BMM staat in opdracht van FOD Economie in voor het technisch beheer en de controle van deze blackbox-systemen. Door het rapporteren van tijdens het luchttoezicht geobserveerde zand- en grindwinningsactiviteiten levert het vliegtuig interessante informatie aan ter verificatie van deze blackboxgegevens. Daarnaast worden ook de milieuvoorwaarden gekoppeld aan deze zandwinning vanuit de lucht gecontroleerd.
Het vliegtuig houdt verder ook toezicht op de activiteiten in, en de naleving van de regelgeving binnen mariene beschermde gebieden zoals de speciale beschermingszones voor vogels (Vogelrichtlijngebieden), de speciale beschermingszones voor natuurbehoud (Habitatrichtlijn- en Ramsargebieden) en mariene reservaten (Baai van Heist). Concreet gaat dit momenteel bijvoorbeeld om toezicht op recreatieve warrelnetvisserij ter bescherming van bij wet beschermde zeezoogdieren, of het toezicht op commerciële of publicitaire activiteiten nabij mariene beschermde gebieden.
Wetenschappelijke observaties
Het vliegtuig voert ook regelmatig wetenschappelijke opdrachten uit. Als onderdeel van de studie naar de milieu-effecten van de windmolenparken op zee en de populatiedynamiek van bij wet beschermde diersoorten, wordt een seizoenale zeezoogdieren monitoring uitgevoerd. Zeezoogdierentellingen vanuit de lucht vormen een ideale methode voor het vaststellen van populatiedensiteiten in de Belgische zeegebieden.
Het vliegtuig wordt daarnaast ingezet voor de observatie van planktonbloei, zoals de voorjaarsbloei van fytoplankton (Phaeocystis sp.), de natuurlijke zomerbloei van zeevonk (Noctiluca sp.; microscopisch kleine zweepdiertjes), of opvallende kwallenbloei. Dit levert nuttige informatie op voor het beheer van onze Noordzee en voor het wetenschappelijk onderzoek en de modellering van de mariene ecosystemen.
Ook andere opvallende natuurlijke verschijnselen die vanuit de lucht kunnen worden gedocumenteerd, zoals walvissen, zeefronten, ondiepe zandbanken, drijvende pakketten van macro-algen, opvallende turbiditeitspluimen, of overwinterende zeevogelgroepen, worden door de luchtoperatoren gerapporteerd.
Visserijcontrolevluchten
Een belangrijke nevenopdracht van het observatievliegtuig sinds 1993 is het uitvoeren van visserijcontrolevluchten in opdracht van de Dienst voor Zeevisserij van het Vlaamse Gewest. De Dienst voor Zeevisserij gebruikt het vliegtuig en de middelen die de BMM ter beschikking stelt (lokalisatie- en communicatiemiddelen, beeldopnames, enz.) om een systematische controle vanuit de lucht op de visserij-activiteiten uit te voeren, zowel overdag als ‘s nachts. Tijdens deze vluchten wordt vooral toezicht uitgeoefend op de naleving van de toegangsbeperkingen voor vissersvaartuigen in de ondiepe kustwateren (3 zeemijlsgrens) en de territoriale zee (12 zeemijlsgrens). In geval van gebiedsoverschrijding van een vissersvaartuig wordt de vaststelling gedocumenteerd en stelt de meevliegende visserij-inspecteur een proces-verbaal op. Mede door het ontradend effect van het toezichtvliegtuig nam het aantal visserij-inbreuken over de jaren heen sterk af.
In opdracht van de Dienst voor Zeevisserij voert het vliegtuig ook geregeld internationale visserijcontrolevluchten uit in coördinatie met het Europees Bureau voor Visserijcontrole (EFCA). Hierbij zijn het vliegtuig en de Belgische visserij-inspecteurs ook gemachtigd om boven visgronden buiten de Belgische zeegebieden te opereren.
Belgische Kustwacht
In het kader van de samenwerking tussen de Vlaamse en federale overheidsdiensten met bevoegdheid op zee binnen de Belgische Kustwachtstructuur, draagt het toezichtvliegtuig – naast de trekkersrol op het vlak van milieuhandhaving boven zee - ook bij aan de ruimere taken van maritieme handhaving en veiligheid op zee. Zo rapporteren luchtoperatoren van de BMM regelmatig navigatie-inbreuken op zee aan de Kustwachtcentrale (bvb. schepen die in de scheepsroutes in een verkeerde richting varen), controleren ze de zones op zee die omgeven zijn door een 500 m veiligheidsperimeter (bvb. het gebied van de windmolenparken), en melden ze vermoedelijke inbreuken op de regels rond automatische identificatiesystemen (AIS) van vaartuigen. Verdachte scheepsbewegingen op zee die vallen onder de douane- en politiebevoegdheden, bijvoorbeeld in grensgebieden of in ankergebieden op de Noordzee, worden ook aan de Kustwacht gerapporteerd.
Het vliegtuig neemt ook jaarlijks deel aan gezamenlijke handhavingsoperaties op zee. Deze Kustwacht-operaties (OPERA), georganiseerd vanuit het Maritiem Informatie Kruispunt (MIK), laten de tijdelijke coördinatie van alle beschikbare middelen toe tijdens intensieve meerdaagse operaties op zee. Het vliegtuig ondersteunt hierbij de varende patrouille-eenheden vanuit de lucht.
In het kader van de Kustwachtsamenwerking kan het toezichtvliegtuig desgevraagd ook een bijdrage leveren in zoek- of reddingsoperaties (search and rescue/SAR) op de Noordzee, in opdracht van het Vlaamse Maritiem Reddings- en Coordinatiecentrum (MRCC Oostende). Zo kan het gebeuren dat het vliegtuig in tweede lijn deelneemt aan een zoekactie naar vermiste personen op zee, als extra vliegend middel ter ondersteuning van de SAR-helikopters van de luchtmachtbasis van Koksijde en het MRCC.
Het vliegtuig informeert de Kustwacht verder ook over opvallende drijvende objecten en verloren ladingen die een risico op zee kunnen vormen , schade aan infrastructuur, inbreuken inzake cultureel erfgoed, enz.